In juni 2003 was er een artikeltje in de Folha de São Paulo over het aantal verkeersdoden per jaar, rond de 20.000, en hoe het relatieve aantal, 6,8 doden per 10.000 voertuigen, schril afstak bij het Amerikaanse en Europese cijfer van 2 per 10.000. Er werd geen analyse gemaakt van de verschillen, niet gezocht naar oorzaken. Wel werd vermeld dat de cijfers over de ermee gepaard gaande kosten dat jaar voor het eerst berekend waren en een astronomische omvang hadden: 5,3 miljard Reais, ongeveer 2,5 miljard euro. Natuurlijk wisten wij wel waar het aan lag: de slechte wegen, het roekeloze rijgedrag, het grote aantal oude auto’s, de slechte kennis van verkeersregels, in slaap vallende beroepschauffeurs die veel te lang hadden doorgereden, voetgangers en vee op de snelweg en natuurlijk alcohol.
Deze week las ik een stuk van Associated Press dat een andere belangrijke oorzaak aangaf: de auto’s zelf. Brazilië is nu de vierde grootste autoproducent ter wereld en er komen zo’n 10.000 auto’s per dag de fabrieken uitrollen. Alle grote merken hebben fabrieken in het land. Wat we toen ook al wisten is dat die auto’s vaak op afgedankte productielijnen werden gebouwd. Een Ford Ka of een Volkswagen Golf lijkt heel veel op hetzelfde model dat in Europa rondrijd, maar is in feite het model dat 10 of 15 jaar eerder in Europa reed. Maar dat is nog niet genoeg reden. Op die oude productielijnen worden ook nog eens minderwaardige materialen gebruikt, worden de lassen minder goed aangebracht en zijn de veiligheidsvoorzieningen in de auto beneden peil. De meeste autobouwers bestrijden dat en wijzen erop dat ze helemaal voldoen aan de wetten van het land op het gebied van veiligheid. Dat zal best: die regels bestaan niet of nauwelijks. Automakers verdienen in Brazilië gemiddeld 10% op de omzet, in de Verenigde Staten 3%.
Wat moet je er nog meer over zeggen? Dat geld belangrijker is dan mensenlevens? Dat de grote multinationals nog meer macht hebben dan ik al dacht? Dat de Braziliaanse regering andere prioriteiten heeft?
Zeg het maar.