Verteller Toni besluit om over precies een jaar zelfmoord te plegen. De volgende 365 dagen schrijft hij steeds een stukje, te beginnen op 1 augustus. Die stukjes gaan over het hier en nu, zijn belevenissen met z’n hond Pepa, met z’n vriend Kunstpoot en zijn vriendin tegen wil en dank Águeda. Maar meer nog over het verleden, over z’n stugge en hardhandige vader, over het pesten van z’n broertje Raul, over een lieve moeder die hij eigenlijk niet kende, over zijn werk als leraar filosofie op een middelbare school en vooral over zijn biseksuele ex Amalia en hun zoon Nikita die maar niet wilde deugen. De gierzwaluw (naar de Spaanse titel van het boek) is een motief in het verhaal.
Natuurlijk ook over het waarom van die zelfgekozen dood, hij is cynisch geworden en gelooft niet meer in het leven, en de voorbereiding daarop. Bij wandelingen met Pepa laat hij overal boeken en huisraad achter in de hoop dat iemand er nog wat aan heeft. Half juli is zijn huis nagenoeg leeg en tegen het einde van de maand laat hij de sleutels van de auto en een brief achter voor zijn zoon. Pepa wordt opgenomen door Águeda.
Het verhaal speelt in het Spanje van hier en nu en gaat terug tot een jeugd onder de dictatuur. In zijn machisme is het ook heel Spaans en is er weinig te bekennen van gelijkheid van man en vrouw. Met dat als kanttekening is het een geweldig caleidoscopisch boek, een mozaïek over menselijke relaties en familiebanden ingebed in een veranderend land.
Het tellen van de dagen door Fernando Aramburu, oorspronkelijke titel Los vencejos (de gierzwaluwen), vertaald door Hendrik Hutter en uitgegeven door Wereldbibliotheek te Amsterdam op 16 december 2022
